|
INTERVIEW | Innes Sibun - Lost in the wilderness
Tekst: Jan Blaauw
Lost in the wilderness. Met dat gevoel is Innes Sibun de laatste jaren de confrontatie met zichzelf aangegaan. Tijdens een live optreden werkt hij zich een slag in de rondte. De sympathieke en bescheiden 46-jarige gitarist staat in no time te zweten op het podium, ondersteund door zijn eigen band. Energieke blues en bluesrock spat van het podium, waarbij Innes zelf de zang voor zijn rekening neemt. Lees mee hoe zijn ontwikkeling verliep van BB King tot Robert Plant en langzaamaan steeds verder van zichzelf verwijderd raakte...
De blues als inspiratie
Innes Sibun – geboren in 1968 in Bath, Somerset, Engeland – heeft als opgroeiend jochie niets met het zelf bespelen van een instrument. Muziek maken is niet iets wat hij van huis uit meekrijgt. Het enige lid binnen zijn familie die een instrument bespeelt is een neef, in het bezit van een cello. Maar dat boeit hem niet echt. Innes voetbalt, zwemt graag en doet aan hardlopen. Hij luistert wel naar muziek maar komt niet op het idee om zelf een instrument te bespelen.
Dat verandert op slag. “Ik zal zo’n 12 jaar geweest zijn”, vertelt Innes “en ik stond met mijn moeder in de keuken. Daar hadden we een radio en uit het speakertje klonk ineens muziek die mij aan de grond genageld deed staan. De tonen van de gitaar, de sfeer, ik had nog nooit zoiets gehoord en gevoeld. Dit greep me bij de kladden en liet me niet meer los. Mijn allereerste kennismaking met de blues en… BB King. De wijze waarop hij gitaar speelde in het nummer – Sweet Sixteen – dàt wilde ik ook!” Het betekende meteen het eind van zijn sportieve loopbaan.
Eén klein probleem: Innes had geen geld. Dus besloot hij in een tweedehands platenwinkeltje op zoek te gaan naar een LP van BB King, vond ‘Life at the Regal’ en ‘leende’ de plaat om hem nooit meer in te leveren. Nu, al die jaren later is hij niet bepaald trots op die actie. “In mijn jeugd had je nog geen internet waar je iets kon opzoeken. Dus de bronnen om iets uit te zoeken waren zeer beperkt. En geld had ik ook niet. Maar de blues liet me niet los.”
Met een krantenwijkje spaarde Innes geld bij elkaar tot hij net genoeg had om een gitaar te kopen. Zijn eerste gitaar, een simpel akoestisch model, kocht hij van een schoolvriendje. “Met die gitaar op schoot heb ik BB King werkelijk totaal versleten met afluisteren. Uitzoeken hoe die tonen gespeeld werden. Keer op keer opnieuw. De muziek die klonk uit mijn platenspeler, daar moest ik het mee doen. Een andere manier om toegang te krijgen tot die muziek was er niet voor mij. Ik was er compleet door van slag en geobsedeerd geraakt.”
Stijlinvloeden
Die ‘drive’ betekende dat Innes als een spons alles in zich opnam en uitzocht wat hij hoorde op de plaat. Trok ’s nachts de speakers uit de platenspeler op zijn slaapkamer om niemand wakker te maken in huis. Zodat hij kon luisteren naar het geluid van de naald in groeven en maar oefenen en proberen.
Andere inspiratiebronnen dienden zich aan. John Lee Hooker, Otis Rush. “Ook bands als Free en Led Zeppelin. Je kon horen waar zij hun inspiratie vandaan haalden. Mijn voorkeur ging altijd uit naar bands die de blues als basis hadden. Een band als Deep Purple vond ik wel goed maar ik miste, afgezien van bassist en zanger Glenn Hughes, toch de bluesconnectie. Zo begon voor mij de reis in muziek en die duurt nog steeds voort. Ik ontdek nieuwe muzikanten, ontmoet heel veel mensen. Tegenwoordig luister ik echt naar van alles. Van rock tot klassieke muziek van Mozart en Chopin.”
Plezier hebben in muziek is voor Innes even belangrijk als het talent om te kunnen musiceren. “Sommige muzikanten zijn geweldige solo spelers maar kunnen niet samenspelen in een band. Anderen komen juist binnen een collectief volledig tot hun recht, ook al zijn ze beperkt. Een ‘eigen’ stijl ontwikkel je gaande weg, maar ook ik ontkom er niet aan dat ik beïnvloed wordt door de muziek waar ik naar luister. Als ik muziek van mijzelf terug hoor herken ik stijlelementen die ik, bewust of onbewust, toch heb opgepikt van anderen. Het enige waar ik op mag hopen is dat die smeltkroes van inspiratie en talent uiteindelijk toch heel herkenbaar ‘Innes Sibun’ is.”
Naast gitaar, speelt Innes o.a. ook mandoline. Op zijn nieuwste cd ‘Lost in the wilderness’ staan een aantal akoestische tracks waarop hij een mandoline bespeelt, de jukalille, een twaalfsnarige gitaar en lap steel gitaar. Het maakt een aantal songs wat melancholieker en neigen iets meer naar bluegrass maar de blues blijft de bron, het uitgangspunt. “Ik heb mijn mandoline voorzien van een element, dus ben ik beter in staat om ook juist deze stukken live te spelen. Daar kijk ik echt naar uit.”
Zelf componeren
“Het schrijven van nummers is voor mij een heel andere tak van sport. Met name als je de blues als uitgangspunt neemt. Ik probeer zo min mogelijk in herhaling te vallen en dat vergt heel wat creativiteit. Toch zijn er voorbeelden van bluesmuzikanten die een handvat bieden in het schrijven van songs. Namen als Blind Willie McTell, Son House, Skip James en Lightnin’ Hopkins, één van Innes zijn favorieten. “Ze blijven boeien en inspireren. Lightnin’ Hopkins bijvoorbeeld is iemand die je ook terug hoort in de muziek van Stevie Ray Vaughn. Hoewel het proces van componeren en schrijven mij veel plezier geeft, komt het zeker niet aanwaaien.”
”Om een goede songwriter te zijn moet je vooral goed om je heen kunnen kijken en observeren. Soms vang ik wel eens een gesprek op, niet uit nieuwsgierigheid, maar gewoon omdat ik toevallig dichtbij genoeg sta om het op te pikken. Dan hoor ik uitspraken waarvan ik denk dat is een goed onderwerp of een mooie zin voor een tekst. Luisteren en mensen bekijken, zo ontstaan mijn teksten. De muziek ontstaat meestal uit ontspannen zitten, beetje tokkelen op mijn gitaar of mandoline en zo kom ik op ideeën. Robert Johnson en Lead Belly schreven hele krachtige nummers die tot de dag van vandaag blijven intrigeren. Zie dat maar eens te evenaren!”
Gitaar in tweeën
De ontwikkeling van Innes als gitarist kon thuis niet op waardering rekenen. Zijn vader dreigde menigmaal Innes zijn gitaar in tweeën te breken en dus moest Innes zijn instrument regelmatig verstoppen. Een gebroken gitaar was simpelweg vele malen erger dan het niet doen van eindexamens. Ondanks de waarschuwingen dat hij later nooit een baan zou kunnen vinden zonder opleidingen kon Innes gewoon niet stoppen met gitaar spelen. De enige lessen waarin hij echt geïnteresseerd was, waren gitaarlessen. Dus nam Innes, hij zal veertien of vijftien jaar zijn geweest, het besluit om naar een gitaarleraar toe te gaan om muziek te leren lezen. De klassiek geschoolde leraar gaf het dwingende advies om zijn gitaar een half jaar niet aan te raken zodat hij de zichzelf aangeleerde techniek overboord kon gooien en helemaal opnieuw kon beginnen. Dat was een beetje teveel van het goede voor de gedreven Innes. Een paar dagen ging nog net, maar een half jaar? “No way!”
Robert Plant Fate of Nations Tour
Eén van de grote doorbraken voor Innes kwam toen hij werd uitgenodigd om mee te spelen in de band van Robert Plant. “Zoals dat vaker gaat, was ik eigenlijk op het juiste moment op de juiste plaats.” Innes lacht en het is duidelijk dat het hele project hem nog steeds zeer duidelijk voor ogen staat. “Ik ben goed bevriend met Charlie Jones, een basgitarist die met Robert speelde. Een van hun gitaristen was in het midden van de tournee uit de band gestapt en ze hadden snel een nieuwe gitarist nodig. Aangezien ik vaak met Charlie Jones had gespeeld, werd ik uitgenodigd om naar Birmingham te komen. In de oefenstudio ontmoette ik Robert Plant, Charlie, Michael Lee – de drummer, die helaas is overleden – en Francis Dunnery, de andere gitarist. Eigenlijk jamden we de hele dag met lekkere bluesnummers en ik was in de wolken. Stond daar toch te spelen met Robert Plant! Aardige gast overigens. In mijn achterhoofd had ik al bedacht dat ik de klus toch niet zou krijgen maar dit pakte niemand meer van mij af.”
Het zou voor Innes toch anders lopen dan hij zelf had bedacht. “Nog geen week later kreeg ik het bericht dat ik was aangenomen, dat ik visa moest regelen voor Amerika omdat de tour zou starten in Miami. Bovendien moest ik meteen naar London afreizen om te repeteren. Het programma bestond uit twee sets die elk twee uur duurden. Afgezien van het Led Zeppelin materiaal, wat ik al in mijn hoofd had zitten, was het allemaal behoorlijk intensief! Bovendien was het een enorme overgang van het spelen in clubs door heel Groot Britannië en Europa met mijn eigen band, naar het spelen in grote stadions voor duizenden mensen tegelijk.”
Voor zijn eigen gitaargeluid maakte het verschil in podiumformaat niet veel uit. “Ik speelde in de clubs, en nu nog steeds, op een Fender versterker. Voor de tour maakte ik gebruik van een Marshal top en twee Marshall cabinet’s met vier speakers in elke kast. Bovendien hadden we een dijk van een monitor mixer die echt in staat was om op het podium iedereen tot in de puntjes uit te versterken. Robert, die overigens heel relaxed is en prettig om mee samen te werken, vond het fijn als je lekker dynamisch stond te bewegen op het podium en op die manier ontstaat er, niet alleen voor het publiek maar ook voor de band, een energie waarin je elkaar prima aanvoelt. Je hebt toch heel wat vierkante meters podium af te werken. Als het mijn tijd voor een solo was gaf hij me alle ruimte, en liep ik naar de voorkant van het podium om mijn solo te spelen. Toch zit er, duidelijk, een heel verschil tussen het spelen in een stadion en een kleine club. Ik denk dat het spelen in een kleine club eigenlijk eenvoudiger is. Maar dat kan ik alleen maar zeggen omdat ik, door hard werken en geluk, beide situaties heb meegemaakt.”
De samenwerking met Robert Plant hield niet op na de tour. Innes heeft bijgedragen aan een akoestisch nummer op ‘More Oar – A tribute to the Skip Spence’ album, een nummer wat later nog op het verzamelalbum van Robert Plant ‘Sixty six to Timbuktu’ terecht kwam. “Robert Plant zelf houdt erg van ‘West Coast’ muziek. Bands als Grateful Dead en Moby Grape behoorden tot zijn favorieten. Voor mijn muzikale ontwikkeling is dit een zeer belangrijke periode geweest. Door Robert ben ik in contact ben gekomen met de meest fantastische muzikanten. In San Francisco heb ik Skippy – Alexander ‘Skip’ Spence – ontmoet, hij is helaas ook overleden. Maar ook mensen als Buddy Guy en James Cotton. Ongelooflijk eigenlijk. Dit was nog opwindender dan het spelen in bluesclubs.”
Innes eerste kennismaking met de blues was, zoals verteld, BB King. Heeft hij zijn grote inspirator wel eens ontmoet? “We traden op met Robert in Memphis, Tennessee en de volgende dag moesten we spelen in Nashville. Na het optreden ging de band naar BB King’s Club in Memphis waar ze BB King en Billy Gibbons – ZZ Top - hebben ontmoet. Ik zat ondertussen in de auto naar Nashville met de roadmanager want ik had een afspraak in de Gibson fabriek. Daar hadden ze een gitaar voor mij klaarliggen. Dus helaas heb ik BB King niet ontmoet maar daar stond een gratis Les Paul tegenover.”
|
|