Bluesgate
HOME | INTERVIEWS | WORKBENCH | ARCHIVES | PIGNOSE LINKS | INFO
Interview Han

INTERVIEW | Han van Dam - De juiste mensen ontmoeten helpt enorm...

Tekst: Jan Blaauw

Altijd aan de zijkant. Pianist Han van Dam. Interview hoeft van hem niet: "Wat heb ik nou eigenlijk te melden?' Maar een goed gesprek over zijn muzikale carrière? Daar kan hij zich wel in vinden. Hij behoort tot één van de weinige pianisten in de Nederlandse blueswereld en binnen Barrelhouse vervult hij een onmisbare rol. Net zoals de vele mensen die hem hielpen om steeds een tree hoger te komen op de muzikale ladder. Want, benadrukt Han regelmatig, ontmoetingen met de juiste personen op het juiste moment hebben zijn muzikale carrière volledig bepaald.

Onder de knie

"Vroeger... in de tijd van Oscar Benton", begint Han, "vroeger speelden we niet zo hard. In de zaaltjes waar wij optraden moest je het doen met de piano die er stond. En die was goed of niet goed. En dan kon je nog wel eens een piano lenen van de plaatselijke dominee. Vooral in Zeeland. 'Is er geen dominee met piano in het dorp?' Verbaasd antwoord 'Uh nee, nou uh ja?' 'Zouden we die dan even mogen lenen?' Vertwijfeling alom, maar goed, uiteindelijk kregen we de piano dan toch mee en die kwam natuurlijk gehavend terug. Hahaha! Soms probeerden we met wat microfoons, als die er al waren, de piano uit te versterken maar niet alle piano's hadden van zichzelf een goede klank en als Oscar dan wat harder ging? Live was de balans totaal anders als op de plaat. Ik heb laatst nog eens de eerste LP teruggeluisterd van Oscar Bentons Bluesband maar dat leek meer op trio Han van Dam met zang van Oscar Benton. Je hoort alleen maar piano. Bas hoor je bijna niet, wat drums en Oscar af en toe 'piedeldiedoe', een loopje op zijn gitaar. En hij zingt nogal hard. Hij had natuurlijk een forse stem. De tweede LP was qua geluidsbalans eigenlijk hetzelfde. Pas bij de derde LP, met de komst van Guus Laporte, veranderde dat. En Jan Willem Sligting op bas erbij, toen werd het allemaal wat steviger. Op die eerste LP's werd ik kriegel van mijn eigen spel. Anderen waren daarentegen enthousiast. Ik speelde indertijd net anderhalf, twee jaar piano."

Han van Dam is dus 'laat' begonnen met het zelf bespelen van een instrument. "In mijn kindertijd, als klein mannetje, had ik een negen jaar oudere zus en een vier jaar oudere broer, die beide accordeon speelden. Kregen thuis les van ene Mijnheer Smit. Die kwam langs om dingen door te nemen. Zaten ze te oefenen aan de tafel. Daarnaast speelde mijn zus ook gitaar. En zij deed zelfs nog mee in het orkest van Han Prinsen uit Haarlem. De Narren heette dat orkest. Als gitariste speelde ze dan de accoorden mee op de evergreens. Enfin, daar liep ze de drummer, en honkballer, George Zuurendonk tegen het lijf en is daar later mee getrouwd. En George had Jazz platen. Hij was twintig jaar ouder als ik en had aardig wat muziek verzameld. En mijn broer kwam thuis met platen van Little Richard, Jerry Lee Lewis, de Beach Boys. Veel muziek waarin piano werd gespeeld. Ik vond het geweldig maar ik speelde niks. Wij hadden toen nog geen piano thuis."

Muziek in huis

"Geen moment overwogen om zelf accordeon te gaan spelen. Ik kon dat instrument gewoonweg niet aanhoren, vreselijk vond ik het. Dat oeverloos herhalen van oefeningen, niks voor mij. Ik was aan het voetballen of honkballen, lekker buiten. Luisteren naar muziek deed ik wel. Mijn broer had altijd wel iets bijzonders aan plaatjes en wees mij daar dan op. En luisteren naar de radio. Radio Brussel. Tussen tien plus en twintig min op de middengolf op zaterdagmiddag. Een programma van Guy Mortier in de jaren achtenvijftig, negenenvijftig, zestig. En dan hoorde je Little Richard en Lloyd Price, dat soort muziek. Later kreeg je Radio Luxemburg, Muziek Express en veel meer. Als jochie tussen acht en twaalf jaar zat ik vaak naar de radio te luisteren en dan met name naar muziek waar de piano in voor kwam. Mijn ouders keken op tv ook naar orkesten. Van Pi Scheffer bijvoorbeeld die met zijn orkest veel van Duke Ellington speelde en mijn moeder draaide veel Charlie Kunz platen, of Peter Kreuder en de radio stond altijd aan. Kortom, er werd thuis altijd wel over muziek gepraat en naar muziek geluisterd."

"Terugkijkend heeft de piano mij altijd aangetrokken. Zag ik als klein kind een piano staan ging ik er altijd even naar toe. Om te kijken, te luisteren, wat proberen. Het leuke is dat mijn vader helemaal geen piano kon spelen behalve één liedje: 'Stormy Weather'. Hoe die dat ooit geleerd heeft in zijn jeugd is voor mij altijd een raadsel gebleven, maar dat nummer speelde hij perfekt. Méér kon hij niet. Tja, opa speelde viool en mijn moeder kon spelen op de piano. Allemaal bekende stukken, zo uit haar hoofd. Had ik altijd zoiets van 'Jemig, wat gebeurt hier?' Zij ging als kind op pianoles. Had een strenge lerares hoor. Hield zich nooit aan de oefeningen. Ze kon meteen horen dat ze zelf aan het rommelen was gegaan. Lekker vrij spelen, haha. Heb ik dus van haar!"

"En dus moest er een piano komen thuis. Nou, die kwam er. Over het dak van ons huis getakeld, door het raam, mijn kamer in. Mijn moeder hield haar hart vast tijdens dat spektakel maar was wel er heel blij mee. Kon zij ook weer lekker spelen. Ik was er zelf niet achter weg te slaan. Het instrument lag mij en ik had voorbeelden genoeg gehoord. Binnen een jaar speelde ik met trio Han van Dam op allerlei lokaties. En Jan Willem Sligting speelde overigens toen al bas bij mij na een ontmoeting in de platenzaak waar ik werkte."

Drie minuten zwart wit

Nauwelijks drie minuten zwart wit televisie openen in 1962 de ogen van Han van Dam voorgoed. Rob Hoeke. Vier jaar achter elkaar weet deze legendarische pianist met zijn kwartet tweede te worden op het Loosdrecht Jazz Concours. De boogie woogie pianist vormt samen met pianist Mark Jansen uiteindelijk de trigger voor Han om een paar jaar later, op zijn zestiende, vol voor de boogie woogie en de blues te gaan.

Han van Dam

"Zo zien we het publiek swingen op de muziek van Rob. Nou, dat was een revolutie hoor, op tv! Want jazz was nogal een beetje van dit hè?..." Han begint wat geaffecteerder te spreken: "... Nette dixieland, beschaafd. Rob Hoeke zat met zijn boogie woogie al aardig tegen rock and roll aan en dat werd in die tijd, zeker door de jazz generatie gezien als 'rare' muziek. Maar goed, Rob Hoeke trad regelmatig op in Haarlem. Dat kon je in het Haarlems Dagblad lezen. Maar mijn broer zei 'Joh, je moet naar de Leidsevaart gaan, daar zit ie te spelen. Aan het oefenen met zijn kwartet om een LP op te nemen.' Dus ik met mijn broer mee. Suede jasje aan, kraagje omhoog zodat je net wat ouder lijkt, na één biertje al dronken weet je wel? Rob Hoeke kijken. Geweldig vond ik dat. Heb hem ook wel gesproken in die tijd. Over dat ik plaatjes had van bijvoorbeeld Albert Ammons."

Mark Jansen is als boogie woogie pianist ook een belangrijke inspiratiebron voor Han van Dam. "Mark Jansen woonde om de hoek bij Rob Hoeke. Die twee kende elkaar wel en waren een soort van 'concurrenten'. Mark speelde regelmatig in Ekestos op het Stationsplein in Haarlem waar ik dan ook naartoe ging. De stijl van Mark was anders als die van Rob Hoeke maar ik vond beide heel boeiend. Ik raakte goed bevriend met Mark, heb veel repetities meegemaakt op zijn zoldertje, en heb toen ook Jan Hupkens leren kennen. Die zong bij Mark Jansen in de band en organiseerde in 1968 al de beroemde Daddies Concerten in het Concertgebouw."

Platenzaak

"In die periode maakte ik mijn middelbare school af en ging werken in een platenzaak. Mijn vader had in de krant gelezen dat er iemand werd gezocht en vond dat wel iets voor mij. Ik ging toch niet verder met studeren en werken in een platenzaak leek mij wel leuk. Daar kwamen wekelijks vertegenwoordigers van platenmaatschappijen over de vloer. Van Polydor, Phonogram, CBS, Artone noem maar op. Ik mocht na verloop van tijd ook muziek gaan inkopen en zat dus regelmatig met die gasten in gesprek. Ook praten over boogie woogie en dat er zo weinig aanbod was van LP's in die muziekstijl, met onder andere Arie Merkt. Oud drummer bij de Dutch Swing College Band. Hij was vertegenwoordiger bij Polydor maar haalde ook artiesten binnen voor dat label. Ik wees hem op Mark Jansen, heb wat gegevens uitgewisseld met als resultaat dat Mark Jansen een boogie woogie plaat kon opnemen en uitbrengen bij Polydor. Op die manier kon ik muzikanten weer een treetje hoger op de ladder krijgen."

"Ook met Oscar Benton is dat zo gelopen. Jan Hupkens benaderde mij een keer toen ik in de Haarlemse Jazz Club was, met de boodschap dat Oscar Benton een pianist zocht. Ik had geen idee wie Oscar Benton was. Had nog nooit van hem gehoord. Het is een bluesband, zei Jan, maar met hun huidige pianist komen ze niet verder. Dus ik erheen. Mijn spel beviel ze wel en Oscar kwam vervolgens elke avond bij mij thuis op mijn kleine kamertje, samen met de drummer Herman Soeverein, om muziek door te nemen. Platen van Muddy Waters, John Lee Hooker, Howlin Wolf dat soort nummers. De bassist, Peter van Kouteren, had het te druk, die kwam zo af en toe eens langs. Die was nogal makkelijk. Andere bijkomstigheid was dat ik alle nummers in E of in A moest spelen. Want, zo werd mij verteld, gitaristen spelen in E en in A. Dat was voor mij behoorlijk pittig én wennen. Want ik speelde veel in C, F, G. Dat is boogie woogie. Maar door die beperking in toonsoorten heb ik heel veel geleerd. En als ik Rob Hoeke wel eens tegenkwam en we samen wat zaten te klooien op de piano keek ie vol verbazing naar hoe ik in E zat te spelen. 'Da's toch niet te doen?' zei die dan. Maar het verschil zat 'm in het feit dat hij met zijn piano het hoofdinstrument was terwijl ik met mijn pianospel een meer begeleidende rol had, en mij moest aanpassen aan de band. Dan zitten we in de tijd van 1967 en 1968."

"Op een dag kwam de vertegenwoordiger van Phonogram binnen in de platenzaak, meneer Vos was dat. Altijd slepen met twee grote leren tassen vol met LP's, hij sjouwde zich het rambam. De zoon van de baas van de zaak, Ger Oord jr., vertelde aan Vos dat ik in een bandje speelde. Bij Oscar Benton. Goed bandje hoor!, vertelde hij erbij. Ik was toen net drie maanden met Oscar bezig. En wij wilden ook naar het Loosdrecht Jazz Concours. Meneer Vos verontschuldigde zich bijna voor het feit dat we toen al te laat waren om ons in te schrijven. 'Maar' riep hij, 'Ik ga wat voor je regelen, ik ga er achteraan!' Een week later kwam hij weer langs met de formulieren, 'Gauw invullen en ik zorg wel dat het op zijn plek terecht komt!' En zo konden wij met Oscar Benton naar het Loosdrecht Jazz Concours."

Koppie erbij

Het pianospel van Han van Dam bestond in die eerste jaren voornamelijk uit het 'naspelen' van stukken die hij in zijn hoofd had zitten. Creativiteit kwam pas echt om de hoek kijken toen hij met Barrelhouse ging spelen. Maar in de periode met Oscar Benton gaf hij al zijn eigen invulling aan de stukken die werden gespeeld. "Ik kwam erachter dat heel veel pianisten een gave hebben om iets op te slaan en dat dan vervolgens perfekt kunnen naspelen. Je hebt muzikanten die volledig kunnen verplaatsen in hun voorbeeld en dat één op één kunnen spelen. Dat kon ik nooit. Ik moest altijd van zo'n nummer iets anders maken. Ik gebruikte dan wel het thema maar daar omheen improviseerde ik. Noot voor noot kopiëren lag mij niet."

"Tegenwoordig heb je jongens die kunnen perfect boogie woogie naspelen. Ligt bijna tegen autisme aan, lijkt wel. Maar ze komen in de problemen als ze moeten begeleiden of improviseren. En dat vind ik weer het heerlijkste om te doen. Een van de eerste nummers van Barrelhouse, 'If you really wanna leave me', spelen we al bijna veertig jaar. En elk optreden speel ik 'm anders. Het is een nummer waarop je kunt improviseren. Tineke Schoemaker zingt het nummer ook regelmatig nét even anders. Het is gewoon een bluesje in A en je hebt volledige bewegingsvrijheid. Zoals een echte jazzmuzikant ook speelt. Als je vroeger filmpjes zag van Errol Garner, Monk, Art Blakey, dan waren die op het podium niet bezig om een nummer te spelen, die waren alleen maar aan het improviseren. Elke avond speelde ze die stukken anders. Dát is musiceren. En dat vind ik het mooie aan muziek maken. Maar is ook meteen wat ik vaak mis bij veel groepen. Die spelen teveel 'nummertjes'. Het avontuur wordt niet opgezocht, het verhaal achter een song wordt niet verteld, het hele nummer wordt van voor naar achter dichtgetimmerd. Alles staat vast."

Han van Dam

Ontmoetingen

"Al met al heb ik bij Oscar Benton veel geleerd. Er waren niet zoveel bluesbands in die periode. Je had Livin' Blues, Cuby and the Blizzards en Oscar. Popbands waren in opkomst maar bluesbands bestonden bijna niet. Net zoals echte pianisten in bluesbands dun bezaaid waren. Mark Jansen is er op een gegeven moment mee gestopt, Rob Hoeke is tot zijn overlijden in 1999 doorgegaan, je had Herman Brood bij Cuby en later zijn opvolger Helmig van der Vegt. Iemand als André Valkering is gek genoeg nooit echt landelijk doorgebroken terwijl dat niets te maken had met zijn spel. Je moest ook net tegen de juiste personen aanlopen."

"Dat gold ook voor Oscar. De Oscar Benton Bluesband viel na een aantal jaren uit elkaar. Oscar had grotere ambities. Hij wilde een ster worden. Die mogelijkheid deed zich voor toen hij in contact kwam met Tim Griek. Tim Griek kwam bij mij al in de platenzaak nog vóór Ger Oord. Tim, oud drummer bij The Jokers, later Ekseption en producer van André Hazes, werkte bij Bovema. Hij kwam vaak LP's halen en altijd even bijpraten. Tim Griek was voor de Oscar Benton Bluesband belangrijk geweest vanwege de overstap van Phonogram naar Bovema. De derde LP van Oscar liep niet zo goed dus het Phonogram contract werd beëindigd. Via Ger Oord kwam Tim Griek kijken bij optredens om te zien wat voor vlees ie in de kuip had zitten en aangezien wij 'vrij' waren konden we naar Bovema overstappen. Hebben we toen nog een LP bij opgenomen en uitgebracht. Maar Tim Griek zag in Oscar een mogelijkheid om een plaat uit te brengen waarbij Oscar een duet zou gaan zingen. Dat was 'in'. Hij zocht een zware mannenstem en had voor de vrouwelijke stem een zekere Monica Verschoor in gedachten. Die twee stemmen konden invulling geven aan het Sonny and Cher nummer 'All I ever need is you'. Zo ontstond het duo Oscar en Monica. Alleen op de plaat want live traden ze bijna niet op. Maar Oscar kwam daardoor ook weer verder. Met als grootste succes de 'Bensonhurst Blues', een nummer dat al tien jaar op de plank lag maar door Alain Delon werd opgepikt."

"Zo kwamen we dus steeds een stap verder. Een 'geluk' wat ik, mede door mijn werk en contacten in onder andere de platenzaak, heb gehad. Ger Oord, vader van mijn baas, had platenmaatschappij Bovema. Die was groot geworden met artiesten als Johnny Jordaan, Tante Leen en Cor Steyn. Maar ook bands als The Beatles. Later ging dat over in EMI. Zijn zoon zat in het Imperial label, onderdeel van Bovema, en besloot de platenzaak te beginnen waar ik later zou gaan werken. Hij ging dan nog regelmatig langs bij Imperial om platen op te halen voor in de winkel. Zo komt ie op een dinsdagochtend binnenlopen met een plaat onder zijn arm. 'Ja, die was verkeerd geïmporteerd, of een promotie-exemplaar, maar besloot om hem toch maar mee te nemen.' We praten dan over 1969 en de plaat was van Albert Collins. Dus ik kreeg die plaat want er stond blues op. Ik had echt nog nooit van Albert Collins gehoord. Dus ik die plaat afspelen. Bijna allemaal instrumentale stukken, een paar nummers met zang, wat soulachtige invloeden. Zelfs Oscar heeft later nog wat teksten gebruikt van een nummer van die plaat. Albert is vanaf dat moment altijd in mijn achterhoofd blijven hangen."

Ondertussen duikt de naam van Jan Hupkens weer op. "Jan Hupkens was inmiddels verhuist naar Alkmaar en organiseerde in Café Bruintje optredens op zondagmiddag. Ik werd gebeld of wij wilden spelen met de The Barrelhouse Bailey Blues and Boogieband zoals wij toen, na het afscheid van Oscar heetten. Shakey Sam was een tijdje zanger maar een vaste zanger of zangeres hadden we nog niet. En zo komt Tineke Schoemaker daar binnenlopen. Zal een jaar of achttien zijn geweest. Zong een paar nummers mee en dat klonk meer dan gemiddeld. Anders. Dus door Jan is Tineke bij de band gekomen."

Het fenomeen Collins

"Ik kom zo rond 1970, 1971 in aanraking met Martin van Olderen, de in 2002 overleden bluespromotor, die bluesconcerten organiseerde rondom Amsterdam en Amstelveen. Martin werkte bij Munich Records. Daar kwam ik met Ger Oord over de vloer om platen in te kopen. Ze hadden altijd van die aparte jazz en blues platen. Geweldig materiaal. Zaten we aan de koffie en moorkoppen met Martin en Job Zomer, de eigenaar van Munich. Dus dat was kat in het bakkie. Connecties gelegd en hup, je kon weer verder. The Barrelhouse Bailey Blues and Boogieband kon een plaat maken, Tineke kwam in beeld, dus dat ging de goede kant op. Meteen besloten om de band alleen maar Barrelhouse te noemen."

"Martin van Olderen heeft alle grote Amerikaanse bluesjongens wel over laten komen. Maar nooit Albert Collins. Dus ik wees hem daarop en zei 'Goh Martin, is Albert Collins niet iets voor je?' Maar Martin wimpelde dat af met de opmerking 'Nee, da's allemaal soul.' Dus ik had zoiets van dat zal wel, hij heeft er verstand van. Maar toch bleef het knagen. Johnny Laporte vond het ook interessante muziek en we hebben nog het nummer Harris County Line Up met Barrelhouse opgenomen van Albert. Ik bedoel maar."

"Zo raar kan het dus lopen. Ik had in al die jaren van '69 tot '78, toen we Albert Collins uitnodigden, nooit iets over of van de goede man gehoord. Terwijl hij toch een goede plaat had uitgebracht in 1973 met Bill Szymczyk als producer, de man van The Eagles. Daar kwam ik pas achter, wéér zo'n toeval, toen ik een middagdagje vrij was. Er belde een Amerikaan, een zekere Robert Carpuccio. Hij had gezocht naar LP's van Oscar Benton in een andere platenzaak. Hoorde daar dat de pianist van Oscar even verderop werkte. En ik was er niet..., haha! Maar goed, zo ging de telefoon. Dus wij bij mij thuis afgesproken. Hij is meteen een paar dagen gebleven. En ik vertelde hem dat we net begonnen waren met Barrelhouse. Hij nog mee naar een paar optredens op Terschelling en in Maasticht. Echt een aardige gozer uit New York, en zegt 'Ik stuur jou wel het een en ander op.' En ja hoor, een paar weken later kwam er een pakket binnen. LP's van... Albert Collins. Een paar via het Imperial label en een 'cut out' exemplaar. Die 'cut out' was een geweldige LP maar de platenmaatschappij was failliet gegaan. Net op het moment dat Albert op het punt van doorbreken stond. 'There's got to be a change' heette dat album. Met Jim Keltner op drums, Jesse Ed Davis op gitaar alles erop en eraan. Dàt zou 'm moeten worden. Mede door die plaat heb ik toch weer aan de band voorgesteld om Albert over te laten komen voor Tros Sesjun. Albert Collins reageerde heel enthousiast. We hadden zijn nummer weten te achterhalen via Martin van Olderen, die ook weer zijn contacten had in de States."

"Dus... als Ger Oord in '69 die LP niet onder zijn arm had meegenomen was ik nooit bij Albert Collins terecht gekomen. Uiteindelijk hebben we hem via Tros Sesjun hier naartoe weten te halen. We waagden de gok en de rest is geschiedenis..."

Han van Dam

Professioneel

"Tros Sesjun waren we in contact mee gekomen door Job Zomer van Munich. Hij kende Cees Schrama die het programma presenteerde en Job promootte ons heel enthousiast. Zo kwamen we op de meest gekke plekken terecht, maar we pakten met Barrelhouse dan ook alles aan. De eerste Barrelhouse LP werd gedraaid door de VPRO en dat leverde ook weer reacties en uitnodigingen op om te spelen. Ondanks het feit dat de jaren zeventig bol stond van de disco muziek. We speelden veel in Jongerencentra's en daar hadden ze niet veel met disco. Dus daar hadden we ook weer mazzel mee."

Maar een professionele muziekcarrière heeft er nooit ingezeten. Daar is Han van Dam overigens helemaal niet rouwig om. "We hadden allemaal een baan naast Barrelhouse. En hoewel dat best heavy was vanwege het vele spelen, is dat in mijn optiek het beste. We hebben al die jaren de muziek kunnen spelen zoals wij die wilden maken. We waren niet afhankelijk van het spelen en hoefden dus ook nooit concessies te doen."

Geen klap aan

Ondertussen neemt Han nog steeds plaats aan de zijkant van het podium. Achter zijn piano aanschouwt hij de dynamiek en interactie tussen de overige bandleden van Barrelhouse. Hij is daar duidelijk over: "Een pianist moet altijd beheerst goed spelen..." aldus Han. "Met mijn pianospel hou ik het motortje draaiend en kunnen de anderen daar vrij omheen spelen. Ik heb niet zoveel met pianisten die als halve clowns met hoedjes of petjes op de zaal in kijken en lachen, puur voor entertainment. Mijn voorbeelden zijn toch de oude boogie woogie pianisten. Die speelden overigens niet zo snel hoor. Zaten meestal zo rond een medium tempo. Dat hele snelle spelen is meer apies kijken. Zo van 'Kijk mij eens snel zitten wezen achter de piano.' Of kinderliedjes en kerstliedjes opnemen in boogie woogie stijl. Ben Webster zei zo mooi dat er drie ritmes zijn, slow, medium en fast maar zo dat je erop kunt dansen. Ik vind boogie woogie een prachtige muziekvorm, zolang de blues er maar inzit. Zelfs van de klassieke pianist Horowitz is bekend dat hij nooit naar concerten ging. Die verveelde zich al dood na vijf minuten luisteren. En dan kon hij de zaal niet uit. Gevraagd om commentaar zei die dan 'Ze spelen het perfect, maar d'r is geen klap aan.' En dat is precies wat ik bedoel. Perfectie is niet boeiend."

Pianolamuseum

Naast Barrelhouse speelt Han van Dam vijf keer per jaar in het Pianola Museum in Amsterdam. Gelegen in de Jordaan, in een oud politiebureau, is deze locatie voor Han dé plek bij uitstek om oude originele boogie woogie en bluesmuziek te spelen. Vocaal ondersteund door Tineke Schoemaker en een aantal gastpianisten. "Het staat er vol met pianola's, vleugels en het is heel sfeervol ingericht. Helemaal in jaren twintig en dertig stijl. Er kunnen overigens maar vijftig gasten naar binnen en het is altijd uitverkocht." De kans dat Han dit soort optredens ook elders zal doen is nihil. "Daar heb ik het gevoel dat het past. Door de sfeer, de ambiance kost het geen enkele moeite om in de juiste stemming te komen. Alles valt in het Pianola Museum op zijn plaats. Op een andere plek tref je dat niet zo snel..."

19x19
blackpixel
19x19
Sonny Hunt
19x19
 
white line

© 2024 De Rijdende Slager - Bluesgate | All logos are used with permission of the performing musicians | Webdesign Lackthose Brothers